TCP/IP Modbus apparaten aansluiten
Inleiding
Modbus TCP/IP is de netwerkvariant van Modbus RTU. In plaats van een seriële kabel loopt de communicatie via ethernet en IP-adressen. Hierdoor kunnen Modbus TCP-apparaten eenvoudig op het bestaande datanetwerk worden aangesloten en rechtstreeks door de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. worden uitgelezen.
Aansluiten van Modbus TCP/IP apparaten
Sluit de LANlan Lokaal (bedrijfs)netwerk binnen een gebouw of terrein.-poort (poort 6) van de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. aan op het datanetwerk, via de dichtstbijzijnde router of switch. In hetzelfde netwerk sluit je ook de Modbus TCP/IP-apparaten aan. Op die manier kunnen ze elkaar direct vinden en kan de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. de apparaten uitlezen.

Veel Modbus TCP-apparaten kunnen ook als gateway worden gebruikt. Het apparaat communiceert via TCP met de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting., maar maakt via zijn RS485-poort verbinding met meerdere Modbus RTU-apparaten. Voorbeelden hiervan zijn een Waveshare RTU/TCP-converter of een Janitza UMG kWh-meter. Lees hiervoor de handleiding van het betreffende apparaat.
De achterliggende RTU-apparaten moeten een uniek RTU-adres krijgen. Tijdens de configuratie in de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. worden deze adressen gekoppeld aan het IP-adres van het TCP-apparaat, zodat alle achterliggende apparaten automatisch bereikbaar en uitleesbaar zijn.
Configuratie
Na het aansluiten dienen de Modbus TCP/IP-apparaten individueel te worden ingesteld volgens de handleiding van de fabrikant. Elk apparaat moet worden voorzien van een uniek, statisch IP-adres binnen het netwerk. Zo blijft het apparaat altijd vindbaar, ook wanneer het netwerk verandert of opnieuw wordt opgestart.
Wanneer de apparaten correct zijn ingesteld, kunnen ze worden toegevoegd aan de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. via de installatietool van Envitron. Maak in de tool het betreffende apparaat aan onder de juiste categorie en vul het IP-adres en de TCP-poort in (standaard: 502). Geef het apparaat een duidelijke naam; deze naam verschijnt ook in het portaal.
Test vervolgens in de installatietool of de meetwaarden correct worden uitgelezen. Wanneer het een stuurbaar apparaat betreft, controleer dan met een kort stuursignaal of het apparaat correct reageert.
Technische eigenschappen
| Eigenschap | Specificatie |
|---|---|
| Aanbevolen netwerkkabel | Cat6 of hoger (RJ45 connector) |
| Aansluiting Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. | LANlan Lokaal (bedrijfs)netwerk binnen een gebouw of terrein.-poort (poort 6) |
| IP-adressering | Unieke, statische IP-adressen voor alle Modbus TCP/IP-apparaten |
| Maximaal aantal apparaten | Aanbevolen: tot ±32 Modbus-apparaten voor stabiele werking |
| Standaard Modbus TCP-poort | 502 |
| Netwerkstructuur | Werkt op elk standaard IP-netwerk; ondersteunt gateways naar Modbus RTU |
Controlepunten bij verbindingsproblemen
Komt een apparaat niet online op de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. of is de verbinding instabiel? Begin dan altijd met een eenvoudige test via je laptop. Sluit je laptop aan op hetzelfde netwerk en controleer of je verbinding krijgt en welk IP-adres je ontvangt.
-
Laptop krijgt een ander IP-adres dan verwacht
Waarschijnlijk wordt dan de verkeerde IP-reeks gebruikt voor de Envi.baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. en de aangesloten apparaten. Controleer welke reeks het netwerk daadwerkelijk hanteert en gebruik die. -
Laptop krijgt helemaal geen verbinding
Mogelijk is er een probleem met de bekabeling. Controleer de datakabels met een kabeltester.
Wanneer de laptop wél verbinding krijgt, controleer dan de volgende punten:
-
Netwerkinstellingen niet correct ingesteld
De ingestelde gateway en subnetmask komen niet overeen met het bestaande netwerk. Pas de gateway en het subnetmask aan op de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. en de aangesloten apparaten zodat deze overeenkomen met de netwerkconfiguratie. -
IP-adres niet in dezelfde range
Het apparaat heeft een IP-adres buiten het subnet van de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. en is daardoor niet bereikbaar. Geef het apparaat een IP-adres binnen dezelfde range. -
Conflicterend IP-adres
Een ander apparaat gebruikt hetzelfde IP-adres, wat kan leiden tot onstabiele of wegvallende communicatie.
Controleer welke IP-adressen al in gebruik zijn en kies een vrij statisch IP-adres. Let op: kies een statisch IP-adres dat buiten het DHCP-bereik ligt. In veel netwerken zijn adressen boven .200 vrij, maar dit verschilt per systeem.
Twijfel je, neem dan contact op met de netwerkbeheerder. -
Geen toegang tot het netwerk
In goed beveiligde netwerken worden onbekende apparaten automatisch geblokkeerd.
Laat de systeembeheerder toegang geven op basis van het MAC-adres van de Envi.Baseenvi.base De energiecontroller van Envitron die apparaten uitleest, aanstuurt en data opslaat achter de hoofdaansluiting. en de apparaten of vraag welke statisch IP-adres de apparaten kunnen krijgen zodat ze altijd toegang behouden. -
Defect communicatiebord
Wanneer alle instellingen correct zijn maar het apparaat onbereikbaar blijft, kan het communicatiebord of de gateway defect zijn.
Test het apparaat door een ander exemplaar aan te sluiten of controleer andere apparaten achter dezelfde gateway.